Archeologische vondsten in de media

Archeologische sites uit brons- en ijzertijd in de media…

En wat de plaatsnamen méér vertellen 


Plaatsnamen zijn perfect met de Bretoense en Welshe woordenschat uit het woordenboek van Jean-Baptiste Bullet te vertalen. Heel de wereld uit de brons- en ijzertijd kan in onze contreien gewoon in het landschap afgelezen worden: het vertelt ontzettend veel over de rijkdom, complexiteit en diversiteit van de culturen uit dat verre verleden. De resultaten beschreven in de boeken Isca, Gallisch Brabant en het woordenboek tonen dit overduidelijk aan. Alleen, de wetenschappers volgen – nog – niet. Er zijn nochtans wat contacten geweest, toch blijft het windstil, heeft men koudwatervrees of wacht men op één of ander mysterieus signaal om de plaatsnamen en hun betekenis ernstig te nemen. Jammer, want men loopt intussen collectief voorbij aan het eigen verleden. De wilde bossen en Frankische chefs blijven de mythes over ons land uit de oudheid vorm geven.

Intussen zijn er nu en dan mediaberichten over sites uit de ijzertijd of over nieuwe ontdekkingen in België door archeologen. De informatie weergegeven door de plaatsnamen wordt hier echter steevast verwaarloosd. Archeologen hebben daardoor een erg beperkt beeld (of zelfs geen idee) van de bredere culturele en landschappelijke context waarin ze werken, en kunnen enkel maar gissen hoe de wereld van de Galliërs of hun voorgangers de Galaten er ter plaatse uitzag. Vaak kloppen hun interpretaties daardoor niet. Daarom heb ik besloten om deze context voor enkele sites die in de media aan bod kwamen, alvast beknopt weer te geven.

Bijhorende kaarten geven de plaatsnamen weer met hun vertaling.

  

Januari 2023, start van de reeks ‘Het verhaal van Vlaanderen’ (VRT), gepresenteerd door Tom Waes

Het programma verbeeldt op een knappe manier de geschiedenis van onze omgeving tijdens de laatste 38000 jaar. Leuk, interessant, mooi… maar ik kan het niet laten om er één voetnootje bij te plaatsen . Een gróót voetnootje . Heel groot ...

Eerste twee afleveringen: De ijzertijd wordt zo goed als overgeslagen . Hofstade bij Aalst wordt in de eerste aflevering getoond, maar de vele wetenschappers die voor het programma advies gaven, hebben duidelijk geen rekening gehouden met de toponiemen. Zie hieronder voor meer info. Over de Galliërs die in de tweede aflevering met de Romeinse soldaten kennismaken, meldt men ‘De Galliërs hadden geen dorpen, hoogstens een hoeve en graanvelden er omheen’ en men praat steevast over stammen . Benieuwd hoe ze in de volgende afleveringen het ontstaan van de dorpen en steden dan wel gaan uitleggen.

Onze oudheid is perfect af te lezen in het landschap dankzij de duizenden toponiemen. Men heeft altijd in de verkeerde windrichting gekeken om deze te vertalen. De nodige talen hoeft men niet te zoeken in het oosten of zuiden, maar wel in het westen! De Galliërs leefden in de dorpen die uitgroeiden tot de dorpen en steden van vandaag. Hun maatschappij was iets ingewikkelder georganiseerd dan met enkele boeren, hoeven en graanvelden te midden van de bossen. 

Het blijft dus een spannend mysterie om te zien hoe en wanneer de vele wetenschappers dit gaan door hebben. En geloof me, ik heb deze info intussen al met heel wat mensen gedeeld. Maar het lijkt me dat velen hun vertrouwde theorieën niet in vraag durven stellen. Of toch wel?? 

Derde aflevering: 650 n.C., nog altijd geen dorpen, 'geen grote steden, wel veel bossen, hier en daar open ruimte met enkele akkers en een hoeve', aldus de presentator. 879 n.C.: geen dorpen in de pagus Flandrensis, maar bizar genoeg wel opmerkelijke stenen abdijen. Dus waren er enkel landbouwers en religieuzen. Waren het de landbouwers die er de metalen koffers, de altaren, de bakstenen, de bekleding van textiel, de stoffen voor de kleren van de religieuzen, de kaarsen, de wapens en het geraffineerde houtwerk vervaardigden? Van multi-tasking gesproken . Ook eigenaardig: Brugge wordt al vermeld rond 851-864 n.C. De Noormannen teisterden de streek onder Boudewijn II met in 879 aanvallen op Terwaan, 880 in Gent, 881 Doornik.... Dus de Noormannen vielen dorpen of steden aan die eigenlijk niet bestonden?? Plots de revolutie: een paar jaar nadat Boudewijn II zijn vader opvolgt ploppen er overal ringwalburchten uit de grond. Hieruit ontstaan steden. Eerder bestond er niet zoiets als een dorp omgeven door aarden wallen of muren. Dat is wat de huidige geschiedschrijving vertelt. Best mogelijk dat de wallen of grachten niet in West-Vlaanderen bestonden, maar alvast wel sinds meer dan 1000 jaar in Bibracte, Heineburg, Gournay-sur-Aronde, Ribemont-sur-Ancre... En het is niet omdat er in de pagus Flandrensis meer natte woestenij bestond (flondrenn is Bretoens voor drasland of vette en vochtige weidegrond), dat ook Brabant of Limburg een bebost land was met enkel hoeven omringd door graanvelden. Daar wordt stilzwijgend wel van uitgegaan.   

Nog . Eigenlijk wordt heel de Gallische en Gallo-Romeinse periode van de kaart geveegd. Zo kan men met een wit blad herbeginnen en van onze streek zonder veel moeite een Germaans gebied maken met Boudewijn II als held die rond 20-jarige leeftijd de dorpen in onze streken uitvond. Hoe het wel was? Dorpen en steden zijn in onze streken geëvolueerd in continuïteit met de wereld uit de ijzertijd. Toen werd de basis gelegd voor de dorpsplattegronden, voor de territoriale afgrenzingen, voor de sacrale sites en de inplanting van kerken en abdijen, met paden overal. Geen enkele stad in onze contreien, noch Brugge, noch Gent, Antwerpen of Brussel, is op 10, 20, 50 of zelfs 100 jaar tijd uit het niets ontstaan. 



Juli 2016, bericht in talrijke Vlaamse media: Meer dan 400 urnen uit de brons- en ijzertijd werden ontdekt in Hofstade bij Aalst, meteen het grootste urnenveld van België

In Hofstade werden in 2016 meer dan vierhonderd urnen opgegraven door archeologen van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het Journaal op de VRT en vele andere media kondigden toen de vondst aan van ‘het grootste urnenveld van België’.  

De archeologen spraken over de necropool van Hofstade en sporen van bewoning bij het urnenveld. De toponiemen vertellen een ander verhaal.


De necropool Hofstade, bij uitstek een heidense sacrale site, met plaats voor zuiveringsrituelen en een bidplaats. Het gele blok rechts op de kaart, is de locatie van het door de archeologen ontdekte urnenveld. De eigenlijke begraafplaats strekt zich echter verder uit tot het Biesterveld en het Babbelaereveld. © Djamila Timmermans, in ‘Isca, een dorp uit de ijzertijd. 2020’.

Heel Hofstade was een necropool. Hofstade was het ‘dodendorp’ van Aalst en omgeving. Hierin leken de Galliërs erg op de Etrusken die hun necropolen in steen achterlieten (cf. de necropool van Populonia of van Banditaccia in Cerveteri). De Galliërs lieten de necropolen niet in steen achter, maar wel in onze toponiemen. Ze voorzagen grote territoria voor hun overledenen, die werden verdedigd zoals een gewoon dorp, omheind met haagwallen en voorzien van bidplaatsen, een site voor banketten, voor zuiveringsrituelen en processiewegen. Op de kaart is de necropool Hofstade te zien. Het door de archeologen ontdekte urnenveld vormt maar een klein onderdeel van de eigenlijke necropool: ook het Biesterveld en Babbelaereveld verbergen nog urnen en graven. Zoals iedere necropool uit die tijd, strekte de site zich uit over een relatief groot territorium, vond men ook in Hofstade een plek voor waterzuiveringsrituelen en waren er bidplaatsen, en werd heel de necropool omhaagd en bewaakt net zoals een dorp voor de ‘levenden’. In het Euverenbos bevond zich een haventje voor wie met de boot kwam en een belangrijke toegangspoort was de Camdriesch.

Hofstade onstond dus niet als een klassiek dorp in het verleden. Volgens de plaatsnamen leefden er in de ijzertijd geen mensen. In andere necropolen in België bestond soms wel een kleine woonkern, maar deze ontstond dan wellicht in functie van de necropool en niet omgekeerd: rituelen uitvoeren, bedevaarders of rouwenden opvangen die van heinde en verre kwamen, … het konden allemaal redenen zijn om een kleine nederzetting op te bouwen in de necropool. 

De plek waar de archeologen sporen van bewoning meenden te vinden is het Weyveld. Dit was echter letterlijk een bidplaats. Sporen van gebouwen wijzen hier bijgevolg eerder op relicten van een kleine tempel of een bidhuis...

 De vondst van de archeologen betreft bijgevolg niet een klein urnenveld, deel uitmakend van het grotere Hofstade. Heel Hofstade fungeerde als necropool, waar mensen vanop grote afstand naartoe kwamen om afscheid te nemen van hun geliefden.



4 februari 2022, nieuwsbericht in het avondjournaal van la RTBF over de Gallo-Romeinse site in ‘le Bois du Grand Bon Dieu’ te Thuin.

Een andere bijzondere site is Le Bois du Grand Bon Dieu te Thuin. Hier werden reeds talloze objecten in brons en goud ontdekt uit de 1ste eeuw v.C.: wapens, geld, juwelen, keramiek… De vondst van een geldschat met tientallen Nervische goudstukken verbaasde archeologen vermits men meende dat hier vroeger Aduatuken leefden. De site is reeds sinds 1960 gekend omwille van de neolithische vondsten aldaar, maar vanaf 2018 startten archeologen van ULB, in samenwerking met het AWAP en de stad Thuin een onderzoeksprogramma op, mede om de bestaande plunderingen van objecten tegen te gaan.

Archeologen vermoeden dat Le Bois du Grand Bon Dieu een heus oppidum was, een plek waar feesten doorgingen van Gallische elites, mogelijk om religieuze redenen. Ze hebben echter geen idee van de betekenis van de omliggende sites of wat er te beleven was in de nabije omgeving. Mochten ze de betekenis van de plaatsnamen in hun onderzoek meenemen, zouden ze hier echter ook meer inzicht in krijgen.

Van Thuin wordt in de huidige literatuur over plaatsnamen beweerd dat het een Frankische naam was, hoe kan het ook anders. Een Frankische chef, genaamd Tudo, Theodo of Tutus stichtte de stad en vernoemde deze naar zichzelf. Men kan met zekerheid zeggen dat dit niet klopt en er in Thuin wellicht nooit een Tutus heeft geleefd.

Thuin ligt aan de monding van het riviertje Biesme L’Eau Ry of de Biesmelle, letterlijk ‘rivier’ (bis), in de Samber t.h.v. de Trou de la Sambre, zijnde de ‘poort’ (gat, ‘gate’) naar de Samber. Een strategische plek dus en mogelijk religieus bijzonder omdat riviermondingen in de Gallische cultuur meestal sacraal waren. Het versterkte stadje telde vele huizen (les Poties), pwth, thy of tuy en bevond zich – nog steeds – op een ‘hoogte, verheven plek of heuvel’, in het Welsh twyn.

Stroomopwaarts langs de Biesmelle bevindt zich op een heuvel tussen twee bochten van de rivier het befaamde Bois du Grand Bon Dieu, ook Bois de l’Hermitage en het gelijknamige pachthof. Naast een kluizenaar, is hermes een Bretoens woord voor ‘goddelijk’. Dit was dus wel degelijk een sacrale site, een goddelijke heuvel, met mogelijk enkele heilige bomen waar later kapelletjes kwamen. De linkeroever van de Biesmelle (het westen) was een grensgebied bij uitstek, beschreven door plaatsnamen als La Piraille en Grand en Petit Parnasse, met meer in het westen La Borne en nog de Chapelle du Benoist Chêne, letterlijk een uitgang of ec. Vandaar de vele kapelletjes in dit gebied.

Bijzonder is dat hier bij het bos een belangrijke aanmeerplaats voor bootjes bestond, le Bas Marteau (een ‘hamer’ te vertalen als aanmeerplaats) en le Haut Marteau. Vandaar kon men de heuvel opklimmen en eventueel naar Thuin doorstappen. Bovendien, palend aan le Bois du Grand Bon Dieu, ten noorden van de Ry de la Goulette (met traag stromend water of gouillet) ontdekt men de site Chant des Oiseaux, letterlijk een Vogelensanck of ‘sacraal moeras’ (van bogh en sancthaidd). Vanuit het zuidoosten kwam men hier ook toe via de Chemin de Stoupret, waar knielend en buigend z’n weg vervolgen de norm leek. Met andere woorden, mensen meerden met kano’s aan langs de oevers van de Biesmelle in le Bas Marteau, verzamelden zich op de goddelijke berg en voerden er rituelen uit ter ere van het naburige sacrale moeras Chant des Oiseaux.

Heel deze site bevond zich ten zuidoosten van het versterkte stadje Thuin. Niet onbelangrijk: zuidoostelijke territoria herbergden in de oudheid vaak hoofdingangen of toegangswegen die meer illuster waren dan deze langs de andere windrichtingen. Sacrale sites en hoofdingangen komen ook in Vlaams- en Waals-Brabant zeer vaak voor ten zuidoosten van woonkernen of dorpjes.

In le Bois du Grand Bon Dieu was er dus ruimte voor feesten, een rustpauze en religieuze activiteiten die met het sacrale moeras te maken hadden. Het riviertje la Goulette suggereert dit ook omdat gouell een Bretoens woord is voor ‘feest, rust’.

Op onderstaande kaart staan deze sites weergegeven:

 

De plaatsnamen vertellen met andere woorden veel over de aanmeerplaats en het sacrale moeras grenzend aan Le Bois du Grand Bon Dieu. Ze bevestigen:

1/ Dat hier geen woningen stonden en de site al zeker geen oppidum was. Indien men met een oppidum een versterkte woonplaats uit de oudheid bedoelt, dan is het niet de Bois du grand Bon Dieu, maar wel Thuin zelf dat als oppidum te beschrijven valt. De naam Thuin (cf. Tudinium castellum) vertelt dit en een mythische eeuwen jongere Frank Tutus heeft hier niets mee te maken.

2/ Le Bois du Grand Bon Dieu was een sacrale plek van komen en gaan, ten zuidoosten van het stadje Thuin. Offers brengen, vereren van de sacrale grensbomen, een verzamelplaats voor de rituelen nabij het sacrale moeras… het konden allemaal redenen zijn om hier geschenken achter te laten, geld of juwelen aan de goden (of bewakers) te geven. Sacrale sites waren evengoed omwald en versterkt als bewoonde dorpen, zoals in het boek ‘Gallisch Brabant’ herhaaldelijk aangetoond. Het vinden van versterkingen zoals in het noorden van le Bois du Grand Bon Dieu betekent dus niet dat er een woonplaats bestond. 

3/ Het is niet omdat de ontdekte voorwerpen in Le Bois du Grand Bon Dieu rijkdom uitstralen dat de site voorbehouden was voor een Gallische elite. Religieuze sites in grensgebieden, ten zuidoosten van Gallische dorpen en steden en verering van natuurelementen zoals een verraderlijk moeras, kwamen overal voor in Gallië. Het maakte gewoon deel uit van de cultuur en religie uit die tijd. De plaatsnamen en archeologische vondsten tonen enkel aan hoe de Galliërs veel ruimte gaven aan de goden in de natuur. 

4/ En leefden hier nu Nerviërs of Aduatuken? Niet enkel de ontdekte Nervische staters suggereren dat hier een Nervisch territorium bestond, ook de nabijheid van de Nervische hoofdstad Bavay dichtbij de vallei van de Samber die te volgen is tot in Namen. De eigenlijke grenzen van het Nervische territorium kan men perfect ontdekken door het verder vertalen van de plaatsnamen ten oosten van Thuin. Hier is wel nog wat werk aan…

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x